Persbericht Minister Milquet: De laatste stap in de hervorming van de civiele veiligheid is gezet

14 maart 2014 - 15u50

Vicepremier, minister van Binnenlandse Zaken en Gelijkheid van Kansen, Joëlle Milquet is verheugd met de vooruitgang die deze ochtend werd geboekt in het brandweerdossier. De Ministerraad heeft een essentieel project van koninklijk besluit goedgekeurd met betrekking tot de financiering van de 34 toekomstige hulpverleningszones en van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (DBDMH). De goedkeuring volgt op het akkoord in een recente Ministerraad in tweede lezing over de ontwerpen van koninklijk besluit omtrent, enerzijds, het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en, anderzijds, het geldelijk statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones.
 
Deze ontwerpen van koninklijk besluit met betrekking tot de financiering en het statuut van de brandweer zijn een onderdeel van de teksten die de hoeksteen vormen van de hervorming, aan de gang sinds de bekendmaking van de wet van 15 mei 2007 omtrent de civiele veiligheid. Dankzij deze ontwerpen kan de hervorming gefinaliseerd worden, nadat de jongste jaren tal van wetten en koninklijke besluiten werden genomen.
 

I. Een gegarandeerde budgettaire neutraliteit voor de lokale besturen

Joëlle Milquet wil de lokale overheden nogmaals verzekeren dat de kosten van de harmonisatie van de weddeschalen en van alle maatregelen in de twee ontwerpen van besluit met betrekking tot het administratief en geldelijk statuut van de brandweerlieden, gedekt worden door de bijkomende middelen die werden verkregen in het kader van het begrotingsconclaaf van maart 2013 en waarvan de verdeling vandaag is goedgekeurd.

Sinds haar aantreden heeft de minister zich ingezet om de kosten, inherent aan de inwerkingtreding van de verschillende besluiten ter uitvoering van de wet van 15 mei 2007 met betrekking tot de civiele veiligheid, op een rigoureuze manier in te schatten. Zo werd, voor wat betreft het toekomstige administratief en geldelijk statuut van het operationeel personeel van de hulpzones, de berekening van de meerkosten per brandweerman, per dienst en per zone uitgevoerd op basis van de gegevens die door de coördinators van de prezones werden bezorgd.

In totaal zullen de federale dotaties en de indirecte steun (subsidies voor opleiding en materieel) in de 34 hulpzones van het land als volgt evolueren: 
 
Zoals eerder vermeld, heeft de Ministerraad deze morgen dit financieringsplan goedgekeurd, opgesplitst per zone, alsook een project van koninklijk besluit dat de verdeelsleutel van de bijkomende federale dotatie vastlegt tussen de 34 (pre)zones en de hulpverleningszones. De bedragen voor de meerjarenfinanciering per zone zijn vastgelegd tot in 2018 en zullen overgemaakt worden in elke zone in de komende dagen.
Vanaf dit jaar vormt de bijkomende dotatie, naast de basisdotatie, een federale steun voor de financiering van de hervorming. Deze bijkomende dotatie bestaat uit:

  • Een steun voor rekrutering/investeringen

De verdelingsformule houdt hier rekening met de residentiële bevolking alsook met de oppervlakte van de zone. Deze steun zal vanaf dit jaar 19,563 miljoen euro bedragen, en zal verdubbelen in 2015 om 42,063 miljoen euro te bedragen. Voor de daaropvolgende jaren zal het gaan om 69,563 miljoen euro.

  • Kredieten noodzakelijk voor de harmonisering van de barema’s

Dit bedrag is vastgelegd per zone in functie van het verschil, enerzijds, tussen de loonmassa van het operationele personeel van de brandweerdiensten van alle gemeenten van de zone op 1 januari 2013 en, anderzijds,  de loonmassa van het operationele personeel (beroeps- en vrijwilligers) van de zone na het in werking treden van de hervorming. De envelop omvat 19,205 miljoen euro vanaf 2015.

  • Kredieten nog voor de financiering van het mandaat van de toekomstige zonecommandanten

De kredieten van deze post komen overeen met de bedragen van de mandaatpremie van de zonecommandanten, bedragen die vastgelegd zullen worden door een koninklijk besluit en die zullen afhangen van de categorie van elke zone. De voorziene kredieten zijn 0,674 miljoen euro vanaf 2015.

  • Middelen nodig voor de financiering van de maatregelen voor de eindeloopbaanregeling

De verdeling van deze middelen is gebaseerd op het aantal beroepsbrandweerlieden van de zone vergeleken met het aantal beroepsbrandweerlieden van alle zones. De envelop voor 2015 bedraagt 3,216 miljoen euro en evolueert progressief tot 12,866 miljoen euro in 2018.

  • Een specifieke aandacht voor Brussel

De regering heeft voorzien om een specifieke dotatie te voorzien voor de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan het bedrag voor Pasen zal bepaald worden.
 

II. Een nieuw eenvormig statuut voor de brandweer

Op 21 februari 2014 heeft de Ministerraad in tweede lectuur de projecten van koninklijk besluit met betrekking tot het administratief statuut van het operationele personeel van de hulpverleningszones, alsook tot het geldelijk statuut van het operationele personeel van de hulpverleningszones. De teksten over het statuut zullen in werking treden zodra de huidige brandweerdiensten en de prezones zich organiseren in hulpverleningszons, wat het nieuwe landschap van de civiele veiligheid van ons land concretiseert.
 
De opstelling van dit uniek statuut voor de 17.500 brandweerlieden (beroeps en vrijwilliger) van ons land is een essentiële stap bij de oprichting van de hulpverleningszones, met een grote vooruitgang voor alle brandweerlieden.
 
Het is een complexe en delicate stap omdat 249 gemeentelijke statuten eenvormig moeten worden gemaakt en dus een evenwichtig compromis moest gevonden worden, ondanks de vaak uiteenlopende verwachtingen en belangen van de diverse partners (representatieve vakorganisaties, brandweerfederaties en verenigingen van steden en gemeenten). Het statuut is het resultaat van meer dan honderd werkvergaderingen, waarvan de teksten zijn aangepast op basis van het advies van de Raad van State en aan de opmerkingen en verwachtingen van de Verenigingen van Steden en Gemeenten, de representatieve vakbonden, de Brandweerfederaties.
 
Voor de specifieke situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hernemen de vandaag goedgekeurde teksten, naast de goede samenwerking die heeft plaatsgevonden, alle elementen van het advies van het Gewest. De algemene principes van het administratieve statuut die zullen worden toegepast bij DBDMH zijn gedefinieerd. Bovendien zal een samenwerkingsakkoord worden afgesloten voor wat betreft de aspecten van rekrutering, promotie en de regels van de inschaling van de graden.

A)  De vooruitgang van het nieuwe statuut dat zowel voordelig is voor de beroeps- als voor de vrijwillige brandweerlieden

  • Het behoud van een aantal verworven rechten: de brandweerlieden zullen de voordelen waar ze momenteel recht op hebben, behouden

De minister van Binnenlandse Zaken heeft een bijzondere aandacht besteed aan het behoud van de verworven rechten. De harmonisatie van de statuten kon inderdaad in geen geval een achteruitgang betekenen voor de brandweerlieden die bepaalde voordelen genieten. Het is dus expliciet voorzien dat de personeelsleden die, voor het van kracht worden van het statuut, genoten van:
 
-      een hospitalisatieverzekering
-      maaltijdcheques
-      een fietsvergoeding
-      een erkentelijkheidstoelage
-      een berekeningswijze van de eindejaarspremie die gunstiger is dan deze voor het nieuwe statuut, nog steeds en ten persoonlijken titel zullen blijven genieten van deze voordelen.

  • Een duidelijke definitie van de graden, de competenties en de functies

Voortaan zal elke graad overeenkomen met een duidelijk afgelijnde functie en dus een specifieke opleiding. De toekomstige hiërarchische structuur zal, naast de graden van brandweerman, korporaal, sergeant en adjudant, vier officiersgraden voorzien in plaats van de huidige zes.
 
De eerste graad van officier zal enkel toegankelijk zijn via bevordering voor het middenkader (sergeant of adjudant), wat een ware erkenning inhoudt van de competenties en de inzet van de brandweerman in zijn loopbaan. De daarop volgende graden zullen uitsluitend toegankelijk zijn voor de houders van een diploma van niveau A bij de federale overheid.
 
Om de toegang tot deze graden mogelijk te maken voor kaderleden van het personeel die niet beschikken over een diploma van niveau A, zullen de brandweerscholen een opleiding voor sociale promotie aanbieden. Indien ze slagen, valt de diploma-vereiste (niveau A) weg.
 
Voor de officieren die reeds in dienst zijn, werden uniforme regels vastgelegd met betrekking tot de inschaling in de nieuwe graden. Hierbij wordt rekening gehouden met de behaalde brevetten en de anciënniteit (niet met het diploma).
 
Een salarisevolutie zal bovendien mogelijk zijn binnen eenzelfde graad.

  • De invoering van een voortgezette opleiding, wat tot nu toe niet bestond

Om het behoud van ervaring en kennis te garanderen en om nieuwe vaardigheden te kunnen ontwikkelen, noodzakelijk om te kunnen inspelen op de voortdurende evolutie van de techniek en het materieel, zullen de brandweerlieden in de toekomst deelnemen aan 24 uur voortgezette opleiding per jaar, georganiseerd door de brandweerscholen. Een deel van deze uren zal rechtstreeks kunnen plaatsvinden in de hulpzone. Tot nu toe bestond een dergelijke voortgezette opleiding niet.

  • De creatie van een federaal geschiktheidsattest

Voortaan zal de FOD Binnenlandse Zaken jaarlijks geschiktheidsproeven organiseren in brandweerscholen, voorafgaandelijk aan de rekrutering. Elke kandidaat voor een vacante plaats in een hulpverleningszone zal over dit certificaat moeten beschikken als hij wil solliciteren in een zone. De proeven zullen de cognitieve deskundigheid, de operationele handigheid en de fysieke bekwaamheid evalueren. Het federale geschiktheidsattest is geldig voor een onbepaalde termijn, met uitzondering van het resultaat van de fysieke geschiktheidsproeven die geldig zijn gedurende twee jaar.
Een omzendbrief zal de verplichtingen van fysieke training verduidelijken.
 

B) Nieuwe stappen voorwaarts voor de beroepsbrandweerlieden
 

  • Een eindeloopbaanregeling op maat en een veralgemening van het recht op verlof voorafgaand aan het pensioen
     

Omdat de minister rekening wilde houden met de moeilijkheid van het beroep, heeft ze alles op alles gezet om een systeem van reaffectatie en van herziening van eindeloopbaan te kunnen doorvoeren:
- Het verlof voorafgaand aan het pensioen (nu het eindeloopbaanregime geheten), dat facultatief was en gered werd door de minister in 2012, wordt voortaan een recht voor alle brandweerlieden van minimum 58 jaar (vanaf 2016, of 57,5 jaar in 2015). De voorwaarde is dan wel, dat ze voldoen aan de loopbaanvoorwaarden voor een vervroegde pensionering en dat de hulpverleningszone geen lichtere functie heeft voorgesteld overeenkomstig hun profiel en vaardigheden. De gelijkwaardigheid tussen de voorgestelde functie en de competenties van de brandweerman zal moeten bevestigd worden door de reaffectatiecommissie.
 
- Een reaffectatie op vrijwillige basis aan het einde van de loopbaan wordt mogelijk. Zo kunnen alle brandweerlieden van 56 jaar of ouder, en met minstens 15 jaar anciënniteit als professioneel personeelslid in een operationele graad op eigen initiatief vragen om voor andere dan operationele opdrachten te worden ingezet. In dat geval behouden ze 75% van hun operationaliteitspremie.
 
- Een extra vakantiedag per jaar vanaf 50 jaar.
 

  • De harmonisatie van de barema’s: een rechtvaardige en identieke verloning voor alle brandweerlieden van het land

Hoewel brandweerlieden overal in het land gelijkaardige opdrachten volbrengen en geconfronteerd worden met dezelfde risico’s, bestaan er momenteel grote loonverschillen. Het nieuwe geldelijk statuut stuurt dat verschil bij door de weddeschalen te harmoniseren en door binnen elke graad het uitzicht op een geldelijke vooruitgang te bieden, met de garantie dat geen enkele brandweerman in de toekomst minder verdient dan nu.
 

  • Premies die aangepast zijn aan de organisatie van de dienst

Het ontwerp van geldelijk statuut dat vandaag werd goedgekeurd, hervormt ook het premiestelsel voor de beroepsbrandweerlieden. De herziening van het stelsel – met het oog op meer gelijkheid en een geoptimaliseerde organisatie van de diensten – werd uitgevoerd binnen de huidige budgettaire enveloppe. In dat kader zal voortaan een operationaliteitspremie toegekend worden per gepresteerd uur, ongeacht het moment van de dag of de dag van de week.

Op vraag van de minister van Binnenlandse Zaken, zal de betaling van deze premies zoals dat voordien het geval was voor de premie van de onregelmatige prestaties, vrijgesteld van de betaling van de sociale bijdragen.
 

  • De arbeidstijd van de beroepsbrandweermannen: precieze regels om hun veiligheid en die van de burgers te verzekeren, waarbij rekening wordt gehouden met de situatie op het terrein

Ter herinnering: de wet betreffende de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones, een ander essentieel element in de hervorming, is goedgekeurd tijdens de ministerraad van 24 januari 2014 en is gestemd in de Commissie Binnenlandse Zaken op woensdag 19 februari 2014. Hij omvat de volgende stappen voorwaarts:
 
· De algemene regel van de 38u/week blijft behouden in de 27 hulpverleningszones waarbinnen het operationeel personeel gemiddeld 38u/week werkt.
 
· In de 7 hulpverleningszones waar meer dan 50% van het personeel gemiddeld meer dan 38u/week werkt, zal het mogelijk zijn om gemiddeld tot 48u/week te werken.
In deze 7 zones is een vakbondsonderhandeling voorzien om tot een aangepast uurrooster te komen, met een maximum van 48u/week. In geval van onenigheid kan een sociaal bemiddelaar tussenkomen en eventueel een voorstel tot compromis opstellen. Deze 7 zones zullen ten laatste in 2025 het regime van 38u/week moeten respecteren. Het uitstel met 10 jaar kan één keer verlengd worden met maximum 10 jaar (2035). Deze beslissing van uitstel zal, indien van toepassing, moeten genomen worden door middel van een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
· De brandweermannen zullen, op vrijwillige basis, maximaal 10u per week extra mogen presteren, boven hun gewoonlijke uurrooster van 38u/week, gerekend op gemiddeld vier maanden. Deze bijkomende uren vormen een oplossing voor de beroepsbrandweerlieden die ook vrijwillig brandweerman zijn in dezelfde zone.

Het aantal bijkomende werkuren is daarentegen beperkt tot 4 uur voor de beroepsbrandweerlieden die werken in een zone met een arbeidsregime van gemiddeld 48u/week, die tot nu toe ook vrijwilliger waren in die zelfde hulpverleningszone.
Deze bijkomende uren moeten het voorwerp uitmaken van een schriftelijk akkoord tussen de werkgever en de werknemer en er moet een bijkomende bezoldiging worden voorzien.

De beroepslieden die na hun gewone uren bereid zijn om zich in te zetten voor de dienst, zullen dit voortaan kunnen doen op een wettelijke manier. Tot op heden bestond er immers geen enkel wettelijk middel dat het mogelijk maakte bijkomende uren te presteren, noch om ze te vergoeden.

Deze toegestane bijkomende uren op vrijwillige basis zijn essentieel voor de organisatorische soepelheid van de hulpverleningsdiensten die moeten kunnen inspelen op een oproepingsgraad die sterk varieert naargelang het uur van de dag of de nacht, in de week of in het weekend.
 *   De referentieperiode voor de berekening van de gemiddelde arbeidstijd per week, van 38u of 48u, bedraagt vier maanden, waarbij de maximale wekelijkse arbeidstijd evenwel is vastgesteld op 60u/week, bijkomende uren inbegrepen.
·         Er zijn bovendien beschermingsmaatregelen voorzien inzake de wekelijkse rusttijden, de pauzes, het nachtwerk, enz.
 

C) Nieuwe stappen voorwaarts voor de vrijwillige brandweerlieden

Ook de vrijwillige brandweerman komt uiteraard aan bod in het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit betreffende het statuut. Verschillende bepalingen betekenen immers een reële vooruitgang. Daarmee bevestigt en valoriseert de minister van Binnenlandse Zaken het burgerengagement van deze vrouwen en mannen binnen de civiele veiligheid.
De bijzondere maatregelen omvatten het volgende:
 

  • De evolutie van de weddeschaal wordt eindelijk mogelijk om de inzet van de vrijwillige te belonen

De inzet van de vrijwillige brandweerlieden zal in de toekomst beter beloond worden. De vrijwillige brandweerman zal immers genieten van een perspectief op geldelijke evolutie. Momenteel krijgt hij een vergoeding volgens zijn graad die vast is in de tijd. Rekening houdend met de nieuwe mogelijkheid, werd bepaald dat een jaar als vrijwilliger minimum 180 uur aan prestaties (wachtdiensten niet meegerekend) moet tellen.
 

  • De toekenning in het hele land van een premie voor onregelmatige prestaties aan de vrijwilligers

In bepaalde gemeenten krijgen de vrijwillige brandweerlieden een toelage – naast hun vergoeding per uur – wanneer ze ’s nachts of tijdens het weekend tussenkomen. Dit voordeel zal voortaan veralgemeend worden voor alle vrijwillige brandweerlieden van België.
 

  • Er wordt een gemakkelijker toegang georganiseerd voor de overgang van een vrijwilligerscontract naar het beroepsstatuut

Een hulpzone zal voortaan beslissen om een baan die vacant is verklaard open te stellen voor vrijwillige kandidaten. Daardoor kunnen de vrijwillige brandweerlieden op dezelfde manier als de beroepsbrandweerlieden deelnemen aan de selectie.
 

  • De omkaderde arbeidstijd

We antwoorden op de eisen van Europa om de arbeidstijd van de vrijwillige brandweerman te omkaderen, en hem de mogelijkheid te bieden om zijn engagement voor de veiligheid voort te zetten. Naast een eenduidige definitie van de verschillende « diensttijden » van de vrijwillige brandweerman (opleiding, wachtdienst, interventie, enz.), kan zijn engagement als vrijwilliger tot 24 uur per week gaan. Omdat de referentieperiode een kalenderjaar is, biedt deze referentieperiode echter een grote flexibiliteit aangezien ze de vrijwilliger toelaat om tot 1248 uur per jaar te presteren.
 

  • Verbeteringen in de opleiding

Eén van de principes van de hervorming bestaat erin dat vrijwilligers en beroeps moeten beschikken over dezelfde basisvaardigheden. Maar door de opwaardering van de functie van brandweerman en dus van zijn opleiding, waren aanpassingen noodzakelijk om aan de toekomstige vrijwilligers de mogelijkheid te bieden om zich te engageren en deze opleiding te volgen. Daarom werd de toekomstige opleiding tot brandweerman opgesplitst in twee modules. Na de eerste module  zal de vrijwilliger voortaan kunnen deelnemen aan de taken en opdrachten van de hulpverleningszone.
 

D) Een administratief en geldelijk statuut voor het ambulancepersoneel van de hulpverleningszones

De ministerraad keurt op voorstel van minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet eveneens een ontwerpen van koninklijk besluit goed over het administratieve statuut van het ambulancepersoneel en één over het geldelijke statuut.
 
Het ontwerp over het statuut voor een groot deel gebaseerd op dat van het operationeel personeel van de hulpverleningszones zal van toepassing zijn voor de voor de ambulance-personeelsleden van de hulpverleningszones, die geen brandweerman zijn.
 
Het eerste ontwerp van tekst bepaalt de hiërarchie van het personeel, de aanwerving, de stage en benoeming, de loopbaan, de opleiding en de beëindiging van de functie.
 
Het tweede ontwerp maakt de geldelijke regels eenvormig en bepaalt dat:
• de weddeschalen die verbonden zijn aan de verschillende graden en de rangen binnen deze schalen, die overeenstemmen met het aantal jaren geldelijke anciënniteit
• de regels inzake de bevordering in weddeschaal
• een horizontale loopbaanevolutie: een verandering van weddeschaal in dezelfde graad mits voldaan wordt aan de criteria inzake dienstjaren, opleidingsuren en positieve evaluatie
• de regels voor de berekening van de geldelijke anciënniteit en de bepaling van de diensten die ervoor in aanmerking worden genomen
• een premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties: een premie die verbonden is aan de effectieve prestaties van de ambulanciers die geen brandweerman zijn
De ontwerpen zullen voor overleg aan de vakbonden en aan de gewesten worden voorgelegd en parallel worden overgemaakt aan de Raad van State.

In samenwerking met District09.